Please enable JavaScript to view this site.

Invantive Estate

Autocomplete is een opdracht aan Invantive Producer om op basis van een zo beperkte mogelijke vulling van de applicatie de rest van de benodigdheden voor de applicatie toe te voegen. Dit bespaart normaliter een factor vijf tot tien in omvang van de werkzaamheden.

De benodigde gegevens voor autocomplete zijn:

Applicatie.

Tabellen.

Tabelkolommen met uitzondering van de systeemkolommen, maar wel inclusief referentiële ID-kolommen.

Natuurlijke sleutelindexen met kolommen.

Afbeeldingsfunctie van viewnaam naar alias via het Invantive Producer codedomein ‘<applicatie code>_lov_view_name_to_code’.

Namen van de bedrijfsviews.

Rapportageviews.

Bedrijfsregels.

Eventuele extra viewelementen die niet automatisch bepaald kunnen worden. Gebruik hiervoor volgnummers van 900 of hoger.

De autocomplete voert achtereenvolgens de volgende acties uit:

Opruimen:

Verwijder restanten van gegevens in het repository die voor de ingestelde applicatie al eerder door een autocomplete aangemaakt zijn.

Technische velden toevoegen:

Maak voor iedere tabel een kolom ‘ID’ aan die gebruikt wordt als primaire sleutel indien die nog niet bestaat.

Elke tabel krijgt een primaire sleutel met de naam ‘<applicatie code>_<tabel alias>_pk’ met de kolom ‘ID’.

Maak voor iedere tabel de auditkolommen aan indien die nog niet bestaan: aanmaak datum, aangemaakt door, aangemaakt in, transactie aanmaak, datum laatst bijgewerkt, laatst bijgewerkt door, laatst bijgewerkt in, transactie laatst bijgewerkt, datum aangemaakt door interface, datum bijgewerkt door interface, oorspronkelijke systeem groep, unieke oorspronkelijke systeem referentie, vrije kolomsoort en tien vrije kolommen.

Een unieke index met de naam ‘<applicatie code>_<tabel alias>_uk_orig’ wordt aangemaakt voor de unieke oorspronkelijke systeemreferentie.

LOV-views:

LOV-views voor elke kolom in het datamodel met een naam die eindigt met de code column postfix zoals ingesteld in de applicatie (meestal ‘ind’). De naam van de view wordt gebaseerd op de applicatie instelling Viewnaam, waarin de voorkomens van ‘:tcn_name’ vervangen worden door de naam van de kolom, zonder de code column postfix. De alias van de LOV-view wordt opgezocht in de omschrijving van de code waarde in de code ‘<applicatie code>_lov_view_name_to_code’ in Invantive Producer. De definitie van de view wordt gebaseerd op de applicatie instelling Viewtemplate, waarin de voorkomens van ‘:tcn_name’ vervangen worden door de naam van de kolom, zonder de code column postfix.
Voorbeeld: de kolom ‘geslacht_ind’ leidt tot een LOV-view met de naam ‘<applicatie code>_lov_geslacht_r’.
Er wordt geen LOV-view toegevoegd indien een view met deze naam al bestaat.

Voor elke LOV-view wordt ook een kunstmatige tabel opgevoerd, zodat LOV-views ook gebruikt kunnen worden om relaties mee te leggen.

Voor elke LOV-view wordt ook een referentiële constraint opgevoerd tussen de kunstmatige tabel en de bijbehorende kolom.

Referentiële constraints en bijbehorende indexen:

Een referentiële constraint wordt toegevoegd voor elke kolom die begint met drie letters en eindigt in ‘_id’ of ‘_id_’. De drie letters worden gebruikt om de bijbehorende tabel te bepalen.

Referentiële indexen worden toegevoegd voor elke kolom die verwijst naar een andere tabel.

Bedrijfsobjecten

Voor elke tabel wordt een bedrijfsobject aangemaakt die alle tabellen bevat waarnaar deze tabel direct of indirect verwijst.