In dit scherm kun je indexen registreren en wijzigen. Open Scherm
Een index is een snel toegangspad tot de gegevens vastgelegd in een tabel. Voor een tabel kunnen meerdere indexen opgevoerd worden.
We onderscheiden twee soorten indexen:
•Unieke indexen: dit zijn indexen die beschrijven dat een combinatie van gegevens in een tabel maximaal één keer mag voorkomen. Unieke indexen worden gebruikt om de uniciteit van de kunstmatige sleutel zoals vastgelegd in de kolom ‘id’ te garanderen. De index heeft dan een naam van het formaat ‘<applicatie>_<tabel alias>_pk’. Unieke indexen worden ook gebruikt om de uniciteit van natuurlijke sleutels te garanderen. De index heeft dan een naam van het formaat ‘<applicatie>_<tabel alias>_nk’ voor de primaire natuurlijke unieke sleutel en ‘<applicatie>_<tabel alias>_uk_<kolom>’ voor andere natuurlijke unieke sleutels.
•Niet-unieke indexen: dit zijn indexen die gebruikt worden om snel gegevens op te zoeken in een tabel. De meest-voorkomende niet-unieke index is de referentiële index: voor elke referentiële kolom ‘<tabel alias>_id_<eventueel achtervoegsel>’ bestaat een index met de naam ‘<applicatie>_<tabel alias>_<eventueel achtervoegsel>’.
Het registreren van indexen is een typische activiteit voor applicatieontwikkelaars. Zie de waarschuwing onder Applicatieontwikkeling.
De betekenis van de invulvelden voor een index is:
Toepassing |
De applicatie waar de index onderdeel van uitmaakt. |
Tabelcode |
De tabel waar de index onderdeel van uitmaakt. |
Naam |
De naam van de index. |
Uniek |
Aangevinkt indien de index uniek is. |
Aanmaken |
Aangevinkt indien de index opgenomen moet worden in de database. |
De betekenis van de invulvelden voor een indexkolom is:
Naam |
De naam van de kolom. |
Positie |
Het nummer van de positie van de kolom in de index. |